LQTS

Klinische kenmerken

Het lange QT-syndroom (LQTS) is een erfelijke hartaandoening, waarbij de elektrische activiteit in het hart is verstoord. Het LQTS wordt veroorzaakt door fouten in de aanleg van kanalen in de hartspiercellen die natrium- en kaliumionen in- en uitlaten. Bij LQTS is de QT-tijd verlengd. Hierdoor is er een verhoogd risico op hartritmestoornissen. Hartritmestoornissen kunnen optreden door stress, emoties, lichamelijke inspanning of schrik. Er kan juist ook sprake van zijn in rust.

LQTS is een erfelijke aandoening. Bijna 50% van de individuen met een pathogene mutatie in één van de genen betrokken bij LQTS heeft symptomen van de aandoening. De ziekte kan zich uiten vanaf jonge leeftijd tot middelbare leeftijd. Meestal manifesteert de ziekte zich echter in de leeftijd kort voor de tienerjaren tot aan jongvolwassen leeftijd. Ongeveer 1 op de 2000 pasgeboren kinderen heeft bij cardiologisch onderzoek kenmerken van LQTS.

Er zijn verschillende typen LQTS, waarbij drie meest voorkomend zijn. Deze meest voorkomende typen worden grofweg gekenmerkt door:

LQTS type 1: patiënten hebben voornamelijk klachten tijdens inspanning, zoals bij sporten en specifiek bij zwemmen. Dit type wordt veroorzaakt door een mutatie in het KCNQ1 gen;

LQTS type 2: patiënten hebben voornamelijk klachten bij schrik, bijvoorbeeld bij harde geluiden of bepaalde emoties. Dit type wordt veroorzaakt door een mutatie in het KCNH2 gen;

LQTS type 3: patiënten hebben vooral ’s nachts of in rust klachten, dus bij een tragere hartfrequentie. Dit type wordt veroorzaakt door een mutatie in het SCN5A gen.

Diagnose

De diagnose kan gesteld worden op basis van een ECG. Echter, op een normaal ECG is niet altijd een afwijking te zien. Een normaal ECG sluit LQTS dus niet uit. De afwijkingen op het ECG zijn vaak duidelijker tijdens een inspanningsonderzoek of op een ECG dat wordt gemaakt tijdens liggen en weer opstaan.

Behandeling

Klachten van LQTS kunnen over het algemeen goed worden voorkomen door behandeling met medicijnen en leefstijladviezen. Als LQTS niet wordt behandeld, kan het een ernstige ziekte zijn. Als bekend is dat iemand LQTS heeft of de erfelijke aanleg hiervoor, kan een behandeling worden geadviseerd om ernstige hartritmestoornissen te voorkomen. De behandeling wordt afgestemd op het type LQTS en de uitslagen van het cardiologisch onderzoek.

Meestal wordt medicatie (bèta-blokkers) voorgeschreven. Het is belangrijk dat de medicijnen volgens voorschrift worden ingenomen, zodat ventrikelfibrilleren kan worden voorkomen. Daarnaast is het belangrijk dat bepaalde medicijnen worden vermeden, omdat deze de kans op ventrikelfibrilleren juist vergroten. Van de cardioloog ontvangt u een lijst hierover. Meestal worden ook bepaalde leefregels geadviseerd, die vaak afhankelijk zijn van het type LQTS.

Genetisch onderzoek en consequenties

voor familieleden

Zoals gesteld is LQTS een erfelijke aandoening. Tot op heden zijn 15 genen bekend die betrokken zijn bij verschillende typen van LQTS. De meest voorkomende genen zijn KCNQ1 (LQTS type 1), KCNH2 (LQTS type 2) en SCN5A (LQTS type 3).

Bij ongeveer 80% van de families waarin een klinische diagnose van LQTS gesteld kan worden, wordt een mutatie gevonden in één van deze 15 genen. LQTS erft autosomaal dominant over. Dit betekent dat eerstegraads familieleden (kinderen, broers en/of zussen en ouders) van patiënten met LQTS 50% kans hebben dat ze drager zijn van de erfelijke oorzaak van LQTS.

Wanneer bij patiënten een pathogene mutatie (klasse 5) wordt gevonden, kunnen eerstegraads familieleden voorspellend genetisch onderzoek laten doen om zich testen of zij ook drager zijn van de mutatie. Kinderen kunnen onderzocht worden op de erfelijke oorzaak voor het LQTS vanaf de geboorte (voorspellend genetisch onderzoek op kinderleeftijd).

Familieleden die drager zijn van de mutatie die LQTS veroorzaakt, wordt geadviseerd zich regelmatig cardiologisch te laten onderzoeken (eenmaal in de 1 tot 2 jaar).

Familieleden die geen drager zijn van de mutatie hebben geen verhoogde kans om LQTS te ontwikkelen. Zij hoeven zich dus niet door een cardioloog te laten controleren. Ook kan diegene de mutatie dan niet aan zijn of haar kinderen hebben doorgegeven.

Indien familieleden geen erfelijkheidsonderzoek willen laten doen, worden zij geadviseerd zich wel cardiologisch te laten onderzoeken vanaf jonge leeftijd (eenmaal in de 1 tot 2 jaar).

Als geen erfelijke oorzaak voor LQTS in het DNA wordt gevonden, is de ziekte nog steeds erfelijk. Dat betekent dat eerstegraads familieleden een verhoogd risico hebben om de ziekte te ontwikkelen. Voorspellend genetisch onderzoek bij familieleden is in dat geval niet mogelijk.

Familieleden worden geadviseerd zich regelmatig cardiologisch te laten onderzoeken op de aanwezigheid van verschijnselen van LQTS (voorspellend cardiologisch onderzoek), omdat LQTS in de loop van het leven tot uiting kan komen.

Als bij genetisch onderzoek een mutatie wordt gevonden waarvan de betekenis onduidelijk is (klasse 3 of 4 mutatie), wordt, afhankelijk van het type mutatie, door de klinisch geneticus of genetisch consulent een advies gegeven voor eerstegraads familieleden. Dit advies kan bestaan uit cardiologische controles of uit een combinatie van cardiologisch- en voorspellend genetisch onderzoek.

Wat wordt er geadviseerd voor minderjarige kinderen?

Kinderen van LQTS patiënten of van personen met een LQTS mutatie hebben een verhoogde kans om klachten van LQTS te krijgen in de loop van hun leven. De symptomen bij LQTS beginnen meestal in de jeugd. Bij type 1 kunnen de symptomen al rond het 4e jaar beginnen, bij type 2 rond het 6e jaar en bij type 3 rond het 8e jaar. In families waarin de mutatie bekend is, wordt voorspellend genetisch onderzoek geadviseerd voordat eventuele klachten kunnen optreden. Wanneer dit is, hangt af van het type LQTS. In families waarin de mutatie niet bekend is, kan enkele weken na de geboorte een ECG worden gemaakt.

illustratie klein meisje