HCM
Klinische kenmerken
Met een prevalentie van 1 op 500 is hypertrofische cardiomyopathie (HCM) een relatief frequent voorkomende erfelijke aandoening. Bij HCM is sprake van een verdikking van de hartspier, met name een verdikking van het tussenschot tussen de ventrikels, in afwezigheid van een cardiale of systemische oorzaak.
In 90% van de patiënten met HCM is sprake van een erfelijke oorzaak. Er zijn pathogene mutaties in verschillende genen beschreven die betrokken zijn bij HCM. Een verdikking van de hartspier kan ook het gevolg zijn van niet-erfelijke oorzaken, zoals een langdurige hypertensie of door het beoefenen van topsport. In dat geval wordt niet gesproken van HCM.
Veel patiënten ondervinden geen klachten van HCM. Bij deze patiënten wordt HCM per toeval ontdekt tijdens bijvoorbeeld medische keuringen. Symptomen van hartfalen, wegrakingen of pijn op de borst kunnen wijzen op HCM. In het ergste geval kan HCM resulteren in plotse hartdood. HCM is de meest voorkomende oorzaak van plotse hartdood onder jongvolwassenen en sporters. De ernst van de symptomen verschilt per patiënt, ook binnen dezelfde familie. Het is ook mogelijk dat dragers van de genetische aanleg van HCM geen ziekteverschijnselen ontwikkelen. De eerste verschijnselen treden meestal pas op volwassen leeftijd op. Soms zijn er al verschijnselen op de kinderleeftijd te zien, vanaf ongeveer het 10e levensjaar.
Diagnose
De klinische diagnose van HCM wordt gesteld op basis van een echocardiogram en/of MRI-scan. Het is tevens mogelijk dat er aanwijzingen op het ECG worden gezien. Om de verdikking van de hartspier te controleren en het risico op gevaarlijke hartritmestoornissen in te schatten, is het van belang dat cardiologisch onderzoek regelmatig worden herhaald, bestaande uit een echocardiogram, een inspanningsonderzoek en een holteronderzoek.
Behandeling
HCM is (nog) niet te genezen. De behandeling wordt afgestemd op de verschijnselen en klachten die een patiënt heeft. Patiënten met symptomen van HCM worden doorgaans behandeld met medicatie. Daarnaast wordt patiënten geadviseerd om intensieve lichamelijke inspanning te vermijden. Hierbij moet gedacht worden aan het vermijden van piekinspanning (bijvoorbeeld sprinten), isometrische inspanning (bijvoorbeeld gewichtheffen, tillen van zware voorwerpen) en topsport. Regelmatige cardiologische controles zijn eveneens van belang.
Als er een risico is op ventrikelfibrilleren, kan een ICD geïmplanteerd worden. Bij sommige patiënten kan het nodig zijn om een deel van de hartspier te verwijderen, waardoor klachten verminderen. Een andere techniek met hetzelfde doel is het inspuiten van alcohol. In zeer ernstige gevallen kan een harttransplantatie nodig zijn.
Genetisch onderzoek en consequenties
voor familieleden
In ongeveer 90% van patiënten met HCM sprake van een erfelijke oorzaak. Om een erfelijke oorzaak vast te stellen, kan DNA-onderzoek worden ingezet. Bij ongeveer 50% van patiënten met HCM wordt bij DNA-onderzoek een pathogene mutatie gevonden. Omdat nog niet alle genen bekend zijn die betrokken zijn bij het ontstaan van HCM, wordt niet bij iedere patiënt een pathogene mutatie vastgesteld. Het is dan nog steeds mogelijk dat de HCM erfelijk is. Soms wordt een mutatie gevonden waarvan (nog) onduidelijk is of deze de ziekte wel of niet kan veroorzaken.
HCM erft doorgaans autosomaal dominant over. Dit betekent dat eerstegraads familieleden (kinderen, broers en/of zussen en ouders) van patiënten met HCM 50% kans hebben dat ze erfelijk belast zijn met de aanleg voor de ziekte.
- In geval van klasse 5 mutatie
- In geval geen mutatie wordt vastgesteld
- In geval van een onbekende mutatie
Wanneer bij DNA-onderzoek een pathogene mutatie wordt gevonden, kunnen eerstegraads familieleden voorspellend genetisch onderzoek laten doen om te testen of zij ook drager zijn van de mutatie.
Voorspellend genetisch onderzoek bij kinderen wordt geadviseerd vanaf een leeftijd van 10 jaar.
Familieleden die drager blijken te zijn van de mutatie wordt regelmatig cardiologisch onderzoek geadviseerd (eenmaal in de 1 tot 3 jaar een ECG en echocardiogram voor volwassenen, eenmaal per jaar voor kinderen tussen de 10 en 18 jaar oud).
Familieleden die geen drager blijken te zijn van de mutatie hebben geen verhoogd risico om HCM te ontwikkelen. Cardiologische controles zijn in dat geval niet nodig. Ook kan diegene de mutatie dan niet aan zijn of haar kinderen hebben doorgegeven.
Wanneer familieleden geen voorspellend genetisch onderzoek willen laten doen, worden zij geadviseerd zich regelmatig cardiologisch te laten onderzoeken. Dit bestaat voor volwassenen uit eenmaal in de 1 tot 3 jaar een ECG en een echocardiogram. Voor kinderen tussen de 10 en 18 jaar wordt eenmaal per jaar een cardiologisch onderzoek geadviseerd.
Nog niet alle genen betrokken bij het ontstaan van HCM zijn bekend. Ook als geen mutatie wordt gevonden bij genetisch onderzoek, kan er dus nog wel sprake zijn van een erfelijke oorzaak.
Familieleden kunnen in dit geval geen voorspellend genetisch onderzoek laten doen.
Eerstegraads familieleden wordt geadviseerd zich regelmatig (eenmaal in de 2 tot 5 jaar) cardiologisch te laten onderzoeken op verschijnselen van HCM (voorspellend cardiologisch onderzoek), omdat HCM in de loop van het leven tot uiting kan komen. Kinderen tussen 10 en 18 jaar oud worden geadviseerd zich eenmaal in de 1 tot 2 jaar cardiologisch te laten onderzoeken.
Bij DNA-onderzoek kan een mutatie worden gevonden waarvan onduidelijk is of deze HCM veroorzaakt (klasse 3 of 4 mutatie). Afhankelijk van het type mutatie dat wordt gevonden, geeft de klinisch geneticus of genetisch consulent een advies voor familieleden. Dit kan bestaan uit cardiologische controles of uit een combinatie van cardiologisch- en genetisch onderzoek.
Wat wordt er geadviseerd voor minderjarige kinderen?
Kinderen van HCM patiënten of van mensen met een erfelijke aanleg voor een HCM hebben een verhoogde kans om HCM te krijgen in de loop van hun leven. Wij raden voorspellend genetisch onderzoek aan vanaf ongeveer het 10e jaar. Als een kind competitiesport wil gaan bedrijven en/of familieleden heeft waarbij de ziekte op jonge leeftijd tot uiting kwam, kan het zijn dat eerder onderzoek wordt aangeraden.