PLOTSE HARTDOOD
Wat is plotse hartdood?
Plots overlijden onder de 50 jaar heeft vaak met het hart te maken. Bij plotse hartdood staat de bloedsomloop plotseling stil. Het hart pompt niet meer. Dit kan komen doordat er geen elektrische hartactiviteit meer is, waardoor het hart niet meer samentrekt (het ECG is dan vlak, een horizontale streep op de monitor) óf door een ernstige hartritmestoornis (zogeheten kamerfibrilleren). Bij kamerfibrilleren beweegt het hart nog wel (het trilt), maar de er is geen pompfunctie, waardoor de bloedsomloop stil staat.
Plotse hartdood treft in Nederland jaarlijks ongeveer 1 op de 1000 mensen. Bijna de helft van deze slachtoffers was niet bekend met een hartziekte of hartklachten.
Klachten en verschijnselen
Een kenmerk van plotse hartdood door kamerfibrilleren is de aanvankelijk stokkende of snurkende ademhaling en vervolgens de ademstilstand. Er is daarnaast geen polsslag voelbaar. Soms zijn er achteraf gezien toch verschijnselen geweest die te maken kunnen hebben met de oorzaak van het plots overlijden.
Dit kunnen verschijnselen zijn geweest, zoals:
• Pijn op de borst
• Hartkloppingen
• Duizeligheid
• Wegrakingen
• Kortademigheid
• Vermoeidheid
• Vocht vasthouden
Oorzaken
Bij plotse hartdood op jonge leeftijd kunnen de volgende erfelijke oorzaken een rol spelen:
• Erfelijke elektrische hartziekten
• Hartspierziekten
• Hartinfarct ontstaan door een erfelijke oorzaak van aderverkalking
• Scheur in de grote lichaamsslagader (zogeheten dissectie van een aneurysma van de aorta)
Bij plotse hartdood onder de 40 jaar wordt bij ongeveer 30-40% van de gevallen bij aanvullend onderzoek bij familieleden een erfelijke oorzaak in de familie wordt gevonden.
Diagnose
Allereerst zal worden na gegaan of er mogelijk een erfelijke oorzaak is voor het plotse overlijden van uw familielid. Dit is onder andere afhankelijk van de leeftijd van overlijden, de omstandigheden van het overlijden, de uitkomsten van mogelijk onderzoek naar de doodsoorzaak (obductie), de medische voorgeschiedenis van het slachtoffer en familiegegevens.
Soms worden nog extra gegevens opgevraagd van het slachtoffer of van mogelijk aangedane familieleden. Ook kan er soms nog DNA-onderzoek worden gedaan op DNA uit microscopische onderzoeksmonsters die gebruikt zijn na de obductie. Soms kan hierdoor duidelijk worden welke specifieke erfelijke hartziekte de overledene had, soms blijft dit nog onduidelijk, maar wordt er wel nog steeds aan een erfelijke hartziekte als oorzaak gedacht.
Als aan een erfelijke oorzaak wordt gedacht, dan hebben de naaste familieleden van de overledene mogelijk ook een verhoogde kans op hartproblemen. Door deze naaste familieleden te onderzoeken op kenmerken van erfelijke hartziekten, kan alsnog duidelijk worden welke erfelijke hartziekte er in de familie voorkomt.
Vaak kan dan in een vroeg stadium worden vastgesteld of het familielid verschijnselen heeft van een erfelijke hartziekte. Als dit zo is, dan kan:
• Controle plaatsvinden door een cardioloog;
• Zo nodig een behandeling worden gestart;
• Vaak DNA-onderzoek naar de erfelijke oorzaak voor de gevonden erfelijke hartziekte worden gedaan.
Controle en eventuele behandeling zorgen ervoor dat de kans op ernstige hartproblemen en op plots overlijden bij mensen met een erfelijke hartziekte zo klein mogelijk wordt gemaakt en gehouden.
• Klik hier voor een printbare en klikbare versie van deze webpagina in